Ik sla weer aan!

Noks Nauta en Agnes Schilder

Je kent ze vast wel die momenten dat iemand iets tegen je zegt en dat je meteen ‘aanslaat’! Ik (Noks) voel dan dat adrenaline door mijn lijf giert en het merkwaardige vind ik, dat het me niet altijd lukt om daar op een volwassen manier mee om te gaan. Ik vraag me ook af wat het eventueel met mijn hoogbegaafdheid te maken heeft. Toen Agnes laatst ook een dergelijke ervaring had, zijn we dit samen gaan onderzoeken, omdat we er van willen leren en omdat we het met andere hoogbegaafden willen delen. In dit blog delen we onze zoektocht met jullie. 

Voorbeelden

Voorbeeld 1 Noks: Iemand zegt tegen me: “Hoogbegaafden zitten teveel in hun hoofd!”

Ik sla aan, maar ik reageer niet adequaat, merk ik. Er gebeurt iets in mijn lichaam, maar wat voel ik dan? Ik wil onderzoeken wat er gebeurt. Ik maak daarom een lijstje van de gedachten die meteen door mijn hoofd gaan:   

  • Hoe durft iemand dit tegen mij te zeggen?
  • Ik vind het een idiote uitspraak, je zit niet ‘in je hoofd’;
  • Wat een domme opmerking. Ik hoor dit vaker en ik meen dat mensen die dit zeggen helemaal niet weten waar ze het over hebben, ze praten na wat ze ergens hebben gehoord; 
  • Ik heb het gevoel dat de spreker mij persoonlijk iets verwijt (ik ben immers hoogbegaafd);
  • Het is een onduidelijke uitspraak, want wat bedoelt iemand hiermee?
  • Er zijn al zoveel vooroordelen over hoogbegaafden, dit is er ook een.
  • Zo voer je toch geen gesprek? Het is een stelling. Dat is niet open.
  • Krijg ik nog wel ruimte om iets te vinden?

Ik zie dat er in mijn lijstje wel emoties zitten, maar dat ik het lastig vind om die als eerste te benoemen, ze zitten mogelijk verstopt in mijn gedachten.

Voorbeeld 2 Agnes: Iemand zegt in een gesprek over een nieuw project tegen me: “Hoezo zie jij een bezwaar, jij bent toch van de positieve psychologie?”

Ik sla aan, word boos en denk:

  • Weer iemand die denkt dat de positieve psychologie alleen maar gaat over positief denken.
  • Wat een dooddoener!
  • Lekker makkelijk, zo hoeven we het niet te hebben over wat lastig is.
  • Ga ik dit uitleggen? Pfff, zinloos…..om nog verder te praten.
  • Wat een denigrerende opmerking, ik ben wel meer dan ‘van de positieve psychologie!’
  • Hoezo? Is daar iets mis mee dan?
  • Wat verwacht je nu dat ik zeg? Ja? Zal ik dan gewoon eens “nee” zeggen?

Het raakt me en meteen schieten de gedachtes door mijn hoofd. In mijn lijf merk ik ook een reactie: hogere ademhaling, hartslag en ik haal al adem om direct iets niet zo aardigs terug te zeggen en niet zelden doe ik dat ook. Achteraf denk ik dat dat iets te maken heeft met me aangevallen voelen. Het effect is dat ik door mijn (te snelle) reactie onmiddellijk uit contact ben met de ander en met mezelf. Ik haak af en het gesprek is over. Ik zou eerder willen voelen wat er gebeurt, me bewust worden van de emotie en dan leren om anders te reageren. Want de ander heeft mogelijk helemaal niet de bedoeling om me aan te vallen en het gesprek te beëindigen. Hier lijkt een belangrijk basisprincipe uit de cognitieve gedragstherapie (die ten grondslag ligt aan bv RET en ACT) aan de orde: het is niet de gebeurtenis zelf maar het zijn onze gedachten over de gebeurtenis die leiden tot (niet) handelen en bepaalde gevoelens of emoties. Dit inzicht wordt toegeschreven aan de Griekse stoïcijn Epictetus die gezegd zou hebben: Niet de dingen zelf maken de mensen van streek, maar hun denkbeelden erover. 

Wat is ‘aanslaan’?

In een onderzoek onder hoogbegaafden (Visscher, Nauta & Van der Waal, 2016) wordt het ‘aanslaan’ ook wel de ‘rode knop’ genoemd. Wat we in onze eigen reacties zien is dat we héél snel in onze gedachten schieten en dat we dan in eerste instantie overslaan dat we veel ‘voelen’. We denken wel óver ons gevoel, maar het gevoel zelf hebben we in eerste instantie overgeslagen. 

Wat wij opmerken zijn onze gedachten. Van onze emoties zoals boosheid, teleurstelling, irritatie, verdriet, zijn we ons pas daarná bewust, voor zover dat al gebeurt …. Misschien is dat ook wel het punt bij ons, als we zouden opmerken dat er een emotie is, dan konden we daar beter mee dealen. Als ik zou opmerken dat deze uitspraak boosheid oproept dan kan ik zeggen: “Ik word boos als je dit zegt.” Slaan we dit opmerken van emotie over en schieten we vanuit ons denken meteen in de handeling? En komt zo …. bam … de reactie (een veroordeling), er al uit? Daar wordt het niet per se gezelliger van …. (Zie ook Van der Waal & Nauta, 2017)

Hoe is het mechanisme nader te begrijpen? Ons limbische systeem (een ‘oud’ deel van je hersenen waar je fight/flight reactie vandaan komt) reageert primair, zonder dat we ons dat bewust zijn. Die primaire reactie heeft evolutionair te maken met de keus tussen vechten en vluchten, de twee mogelijkheden die je hebt als er gevaar is. Als je limbische systeem reageert, voel je dat eerst in je lijf, je bijnieren maken extra cortisol aan, het stresshormoon. Dat voel je. Je hart gaat sneller kloppen, je kunt rood aanlopen etc. Maar merken we dat wel bewust op?

Nu hebben wij naast de primitieve hersenen ook de zogenaamde neocortex (‘nieuwe schors’). Daar zit ons denkvermogen. Dat kunnen we ook inzetten maar het reageert trager. Kan het zijn dat deze neocortex, het denken dus, het bij ons als hoogbegaafden te snel van onze primitieve hersendelen overneemt? Daarover later.

Wat gebeurt nu precies bij het ‘aanslaan’? Vaak gebruiken mensen de termen ‘emotie’ en ‘gevoel’ door elkaar, maar ze zijn niet identiek. Emotie is een breed begrip en omvat vier aspecten: een fysiek aspect, een gedragsaspect, een gevoelsaspect en een cognitief aspect. Het fysieke aspect merk je bijvoorbeeld aan blozen en/ of een hogere hartslag, het gedragsmatige aspect aan bijvoorbeeld de neiging tot vluchten of vechten, het gevoelsaspect is bijvoorbeeld het bang of verdrietig zijn en vervolgens is er de cognitieve interpretatie (je denken) waarbij je jouw gedachten over de situatie formuleert (voor jezelf). Je gevoel en je cognitie hangen samen: jouw (interne) woorden bepalen hoe je voelt. In dat proces is jouw interpretatie dus heel belangrijk. Als je iets vergelijkbaars eerder hebt meegemaakt, heeft  dat ook invloed. Als je woorden hebt leren geven aan hoe je je voelt, kun je onderscheid maken tussen verschillende emoties (mentaliseren) en kun je ook merken dat je verschillende emoties tegelijk kunt voelen. Dat laatste horen we nogal eens van hoogbegaafden. Het proces van mentaliseren leer je als kind door omgang met de volwassenen om je heen.  

Als je dit proces kent, kun je door oefenen er mee leren omgaan, zodat het je niet overspoelt. Dan kun je de fysieke uitingen van een emotie eerder herkennen en vervolgens via je denken je gevoel zodanig beïnvloeden dat je de negatieve effecten ombuigt naar positieve.     

Intermezzo 1

We raadplegen het boek van Kahneman: ‘Ons feilbare denken’, dat in het Engels de treffende titel ‘Thinking fast and slow’ heeft. Daarin beschrijft Kahneman twee systemen die beide betrokken zijn bij reageren op gebeurtenissen. Systeem 1 is snel maar onbetrouwbaar en systeem 2 is langzaam maar wel betrouwbaarder. Systeem 2 gebruikt delen van de ‘nieuwere’ hersenen en dat betekent dat er sprake is van rationele afwegingen. Kahneman’s systeem 1 gaat ‘automatisch’ (met weinig tot geen moeite), maar als je het goed leest, heeft het proces van systeem 1 en 2 in zijn boek allebei met het ‘denken’ te maken dus komen ze pas in werking ná het aanslaan van het limbische systeem.[1]

Intermezzo 2

In het Boeddhisme spreekt men van “Manas”: het deel van het bewustzijn dat helpt bij (over)leven: een snel systeem dat niet zuiver waarneemt maar gebruik maakt van informatie uit het verleden (geheugen of bewaarbewustzijn). Mediteren helpt om het product van onze manas te onderscheiden van wat er echt is. Manas is kampioen snel oordelen. Dat is fijn als je snel moet handelen in groot gevaar maar doorgaans zijn wij mensen niet zo in groot (levens)gevaar en staan we toch in die overlevingsstand. We nemen niet de tijd om echt waar te nemen maar nemen snel voor waar aan wat ons geheugen aandraagt. Even ademhalen en kijken wat er echt is helpt dan enorm… even tot 10 tellen ook. 

Wat zien we in de eerste analyse van wat er met ons gebeurt?

Als we naar het rijtje kijken in het voorbeeld van Noks, dan zien we allerlei dingen door elkaar:

Het is een mix van emoties, gedachten, gevoelens, redeneringen, morele afwegingen. Wat we zouden kunnen zeggen is dat het rijtje onder het voorbeeld een keten (maar niet in volgorde) is van wat er gebeurt vanaf het aanslaan van het limbisch systeem naar Kahneman’s systeem 1 tot en met het aanslaan van systeem 2. Ze is zich dat bewust nu ze het zo gaat analyseren. Dat is ook wel eens het geval als ze dit met iemand gaat bespreken.      

In het rijtje van Agnes staan vrijwel dezelfde dingen: meteen emotie, veel gedachten en meteen een conclusie. Agnes zou graag eerder willen opmerken dat haar limbisch systeem aanslaat. Nu gaat ze te snel in de verdediging denkt ze. Zou ze haar limbisch systeem kunnen leren hacken?

Wat heeft dit volgens ons met hoogbegaafdheid te maken?

Op basis van de voorbeelden zien we dat onze reacties de volgende kenmerken vertonen:

  • Snel
  • Raakt oude pijn, persoonlijke ervaring maar die merken we niet op
  • We gaan meteen nadenken en redeneren in plaats van even stil staan bij wat de opmerking met ons doet   
  • We schakelen snel naar denken en vooral in oordelen

Dat zijn allemaal kenmerken die volgens ons bij onze hoogbegaafdheid passen: snel, intens, oordelend.

Wie het zegt en de context waarin het gebeurt maken zeker uit voor de mate waarin het bovenstaande optreedt. Deze ervaringen horen we ook van andere hoogbegaafden. De ander blijkt over iets anders te denken dan wij en benoemt zijn of haar idee. In plaats van belangstellend te zijn naar wat de ander denkt, gaan we meteen onze eigen visie verdedigen. We denken dat daar de volgende mechanismen in mee kunnen spelen:

Hoogbegaafden denken vaak dat ze gelijk hebben en dat ze iets beter weten dan de ander. Ze hebben vaak ergens al lang over nagedacht en dingen uitgezocht. Dus misschien hebben ze op inhoud wel gelijk maar dat betekent niet dat de ander automatisch ongelijk heeft.

Er speelt vaak nog iets anders mee. Veel hoogbegaafden die wij kennen hebben van jongs af aan het gevoel gehad anders te zijn. Ze zijn ook zo behandeld door klasgenootjes en door leerkrachten. Dat kan er toe leiden dat je je onveilig bent gaan voelen. Als later op je werk je leidinggevende dan reageert zoals je vroegere juf of meester bij wie je niet veilig voelde, komt die ervaring weer boven, je niet begrepen voelen is voor veel hoogbegaafden een bekend fenomeen, ze schieten in de emotie van het niet veilig voelen en luisteren niet meer naar de ander.     

Noks herkent dit: het kan een toon zijn die haar irriteert, iemand die iets zodanig zegt (heel pinnig bijvoorbeeld), dat ze zich een klein kind voelt. Iemand die ze bijvoorbeeld in haar werk kende en die zich vaak zo opstelde dat ze zich niet gezien voelde. Dat die persoon haar naar beneden duwde. Of iemand die haar herinnerde aan iemand bij wie ze dat soort gevoelens vroeger had. Dan komt dit terug: “Dat kun jij nog niet”, of ”Jij bent anders dan de anderen.”      

Agnes herkent dit ook: het gevoel als klein kind behandeld te worden, in de hoek gezet worden, ze voelt zich dan niet serieus genomen en betutteld.

Wat zouden we kunnen leren van deze analyse?

Ido van der Waal (zelf HB, schrijft en praat veel over conflicten van hoogbegaafden) heeft ons wel eens uitgelegd dat hij denkt dat je je limbisch systeem kunt ‘hacken’. Dat kan je veel opleveren in dreigende conflictsituaties. Wij denken dat je je in onze voorbeelden hetzelfde mechanisme kunt voorstellen. Als je primair zou gaan reageren naar de persoon die het zegt, heb je mogelijk zó een conflict te pakken of op zijn minst een aanvaring. Als je dat een paar keer hebt meegemaakt, wil je dat meestal niet meer. Je trekt je terug, kruipt in je schulp, gaat uit het contact. We zien dat er dus negatieve kanten zitten aan dat ‘aanslaan’, als je het je niet bewust bent en het laat gaan. Maar we zien ook positieve kanten. Als iets je raakt vind je het dus belangrijk. Je kunt onderzoeken wát je (qua inhoud) dan zo belangrijk vindt. Zo vindt Noks het belangrijk dat mythes over hoogbegaafdheid uit de wereld worden geholpen en zo prikkelt deze uitspraak haar dus weer om na te denken hoe ze deze mythe zou kunnen gaan bestrijden. Gaat ze er over schrijven? Gaat ze de uitspraak gebruiken in een workshop of een webinar?

Soms heeft het ‘aanslaan’ minder te maken met de inhoud en meer met de relatie. Noks voelt zich soms bijvoorbeeld als een klein kind behandeld of als iemand die niets weet van een onderwerp, waar ze juist wel veel van af weet…  Ze vraagt zich af wat dat met haar hoogbegaafdheid te maken heeft. Soms voelt het als een machtsspel. Misschien dat daar een gevoelig punt ligt. Het gevoel niet serieus genomen te zijn in vroegere fasen. Niet gezien of erkend te zijn?    

Dat geldt ook voor Agnes, heftige reacties bij haarzelf zoals die ene die hierboven beschreven is, hebben ervoor gezorgd dat ze zich meer en meer in de positieve psychologie is gaan verdiepen en zich nog meer is gaan ‘hechten’ aan deze benadering en die gaat verdedigen als anderen er kritiek op lijken te hebben. Het principe van de cognitieve dissonantie reductie lijkt hier op te gaan: als de ander iets noemt wat tegengesteld is aan jouw mening, dan ga je argumenten verzinnen waarom jouw standpunt niet ‘gek’ is. Door dat denken en steeds meer in je argumenten geloven, worden de ‘paadjes’ in je hoofd (jouw redeneringen) sterker en hecht je je meer aan je eigen ideeën.

Tenzij je juist openstaat voor wat een ander vindt en zegt. Dat lukt makkelijker als je een positief zelfbeeld hebt en je je open durft te stellen voor argumenten van anderen. Mooier nog is om juist om argumenten van anderen te vragen en daar ook naar te luisteren (!), om de wens te hebben ze serieus te overwegen en te combineren met jouw argumenten. Dat stadium zou ik (Noks) graag wat vaker willen bereiken. Dat is namelijk het stadium waarin je niet meer onzeker bent en juist openstaat voor meningen en argumenten van anderen die juist heel waardevol kunnen zijn, ook als je het er niet mee eens bent. Schein (2020) noemt dat bescheiden vragen, een prachtig concept vindt Agnes. Dat leidt tot de suggestie dat we wellicht minder naar de inhoud zouden moeten gaan luisteren en meer aandacht hebben voor het proces en de relatie.    

Het verschijnsel dat mensen juist niet naar argumenten luisteren is een belangrijke reden waarom er in de zogenaamde motiverende gespreksvoering[2] aangeraden wordt om in een gesprek juist zo min mogelijk argumenten of adviezen te geven. Het enige effect daarvan is namelijk doorgaans dat de ander zich juist sterker aan zijn/haar eigen argumenten hecht. Het recente boek van Eleanor Gordon – Smith heet ‘Stop met redelijk zijn’. Zij laat als filosoof op een journalistieke manier, aan de hand van diverse real life voorbeelden, zien, dat je met argumenten eigenlijk nooit iets verandert. Emotionele processen lijken bij veranderingen de overhand te hebben.  

Iemand zei laatst tegen mij (Agnes): “Weet je, er is nog nooit iemand geweest die terugkijkend op zijn leven zei: “had ik maar meer adviezen of argumenten gehad van anderen””. Hmmmm, dat zet toch aan het denken. Grappig is dat de opmerking die mij zo triggerde in het voorbeeld aan het begin (“jij bent toch van de positieve psychologie”), helemaal geen advies of argument ìs. Mijn (limbisch?) systeem gaat toch direct aan. Wat zou het fijn zijn als ik dat kon stoppen, even wachten voordat ik meteen ‘aan’ ga, mijn aannames onder de loep ga nemen, me afvraag of het klopt wat ik denk of, veel fijner nog, constateren: dit is denken en vervolgens verder gaan met wat ik aan het doen ben. Beetje rust en even stilte in mijn hoofd voordat ik er mee aan de haal ga en reageer lijkt mij een fijn idee.

Aanslaan’, doe er wat mee! (Interventies vanuit de positieve psychologie)

We menen dat er vanuit de positieve psychologie wel enkele interventies zijn die we kunnen toepassen als we ‘aanslaan’.

Je kunt om te beginnen jezelf aanwennen om diep adem te halen of tot tien te tellen. Daarmee geven we ons limbische systeem de gelegenheid (= de tijd) om de arousal weer op normaal niveau te brengen en vrij zijn om te kunnen reageren. De fysieke reactie op een emotie ebt na ca 6 tot 10 seconden weer weg. Dus boosheid is na 10 tellen weg, tenzij we er in vastgrijpen en gedachten gaan herhalen, dan kan boosheid maar zo 30 jaar duren.

Ook vormen van meditatie kunnen behulpzaam zijn. De echte bedoeling van meditatie is om het denken zelf te beschouwen, dus jezelf vriendelijk uit te nodigen om op te merken dat je denkprocessen vol aan de slag zijn. Je kunt jezelf er dan aan herinneren dat er een emotie is en die even te laten. Dus niet proberen te begrijpen (mooi woord, je grijpt letterlijk vast in je eigen gedachten) en gaan redeneren en verdedigen, want dat is denken. Daardoor duurt een emotie niet een paar seconden maar minuten lang en, als ik maar gedachten genoeg produceer, met gemak ook een leven lang. Wat nodig is, is voelen welke emotie er is en die aanvaarden. Die emotie is er nu en die gaat ook weer voorbij.    

Een andere insteek is, om te kijken wat de achterliggende drijfveer van iemand is: welke sterke kant is in het geding? Bijvoorbeeld kritisch denken, bevlogenheid, snel denken en daardoor vlot scenario’s langs kunnen gaan: als dit dan dat….  Zaken snel kunnen combineren. Mooie drijfveren die kennelijk om aandacht vragen en erkenning willen. Goed om dat op te merken zonder meteen de ander te veroordelen die iets triggerde bij jou maar bij jezelf te blijven.

Vraag je eens af, waar zou je de energie van het ‘aanslaan’ op een positieve manier voor kunnen en willen gebruiken? Denk aan wat dieper nadenken, beschouwen, er van leren en de volgende keer een vraag stellen in plaats van afhaken, nieuwsgierig zijn naar wat de ander bedoelt, delen met anderen, erover schrijven …. (precies zoals wij nu doen)?

‘Aanslaan’ is dus niet per se negatief, denken wij, het kan helpen om via wat zelfonderzoek te bedenken wat van ons echt van waarde is. Dat kan leiden tot positieve uitkomsten. Je leert bovendien je eigen gedachtes en aannames kennen. Het kan heel nuttig zijn om patronen op te merken en je af te vragen of die patronen wel kloppen of in feite vooroordelen zijn.

Kinderen kunnen dit al leren

Zou je dit al aan kinderen kunnen leren? En op welke manier? Niet met argumenten dus …. En ook niet via metacommunicatie, dat allemaal veel te ‘denkerig’. Kun je het als ouders of leerkracht voordoen?

We denken van wel. Zo kun je kinderen die heel druk zijn leren om rustig te worden door een bepaalde activiteit te doen. Voorbeeld: een jongetje die een ouderwetse weckpot op de kast had staan in de klas. Als hij heel erg druk was dan ging hij die pot pakken en daar zaten knikkers in en die haalde hij er dan één voor één uit en stopte ze er weer in. Dat hielp om rustig te worden. Kinderen kunnen ook leren om hun lijf te voelen en hun denken te observeren. Het stemmetje in hun hoofd dat ‘zijn’ ze niet zelf, dat is ‘denken’.

Als kinderen het kunnen leren kunnen wij onszelf ook altijd nog wat leren. Minder snel aannemen dat we de andere wel begrijpen en in plaats daarvan vragen stellen.  Oprechte interesse in wat de ander zegt, leidt ook af van je eigen wellicht niet adequate gevoelens en reacties. 

Tot slot

De volgende keer als zoiets weer gebeurt, zo nemen we ons voor, gaan we oefenen in observeren wat we voelen en denken. Een stapje terug doen dus: even wachten, niet zo snel. Een poging doen om wat de ander zegt niet als waarheid aan te nemen en niet meteen in de irritatie schieten. Zeker, de trigger is de opmerking van de ander, maar de emotie wordt veroorzaakt door je fight/ flight systeem en het “vervolg denken” in je eigen hoofd. Alles op basis van eerdere ervaringen en emoties. Als je af wilt van de acute stressreactie met alle narigheid, dan heb je dat dus in eigen hand…. eh hoofd.

Referenties

Gordon Smith. E. (2020). Stop met redelijk zijn. Utrecht: Ten Have.  

Kahneman, D. (2012). Thinking fast and slow. Penguin.

Schein, E.H. (2020). Bescheiden vragen. Business Contact.

Van der Waal, I. & Nauta, N. (2017). Hoe kan ik leren van mijn conflicten en gebruik ik ze positief? Hoofdstuk 7 in: Nauta, N. & Van de Ven, R.  (red.) (2017). Hoogbegaafde volwassenen. Zet je gaven intelligent en positief in. Delft/ Utrecht: IHBV/ Big Business Publishers.

Visscher, E., Nauta, N. & Van der Waal, I. (2016). Waar zit jouw ‘rode knop’? Een onderzoek naar ergerlijke werksituaties bij hoogbegaafde werknemers. Rapport IHBV. 26 oktober 2016. https://ihbv.nl/rapport-rodeknop/


[1] Kahneman (2012) baseert zijn resultaten op experimenten die te maken hebben met vraagstukjes die aan mensen werden voorgelegd. Het ging vaak om sommetjes. Die sommetjes zien er simpel uit, maar er zit een soort ‘instinker’ in, zodat je toch moet nadenken voor het juiste antwoord.  

[2] Motiverende gespreksvoering is een cliëntgerichte, directieve methode om te bevorderen dat de cliënt intrinsiek gemotiveerd wordt tot verandering, door ambivalentie te verkennen en op te lossen.

Plaats een reactie